Veertien minuten over 4

En toen viel ik bijna terug. Bijna 7 jaar lang was er geen moment geweest dat ik in de gevarenzone was gekomen en opeens, als je het niet verwacht, staat de ploert die verslaving heet voor de deur en vraagt ‘ie met een vertrouwde stem of je even open wilt doen.

Door: Mick Boskamp

Het gebeurde na de begrafenis van een dierbare vriend, die het leven niet meer aan kon en eruit was gestapt. Ik was daar goed ziek en ondersteboven van. Want Mart was er altijd geweest voor me. Toen ik zeven jaar geleden ruim vier maanden in herstel ging bij Castle Craig in Schotland, zorgde hij met liefde en financiële steun voor de thuisblijvers: mijn dochter en de moeder van mijn dochter. Hij sprak me moed in, was streng voor me en bood altijd een schouder als ik wilde uithuilen. Toen ik terug kwam uit Schotland en ik niet meteen naar een safe house kon, nam hij me een maand lang in huis. Zijn overlijden was niet alleen een intens groot verlies, maar het stak me ook recht in het hart, dat ik er niet voor hem had kunnen zijn.

Door Mart’s jeugdvrienden was ik gevraagd om na afloop van de dienst naar de ‘borrel’ te komen waar alle goede maatjes nog even bij elkaar kwamen. Ik zei dat ik kwam, maar dat er door mij weinig geborreld zou worden. ‘We zullen op je letten,’ zei één van die makkers tegen me.

Toen ik die middag het smaakvolle etablissement in Rotterdam binnen stapte, had zich een apart gevoel van me meester gemaakt. Ik voelde me verdrietig en opgelucht tegelijk. Ik had enorm tegen de begrafenis opgekeken en nu had die spanning plaats gemaakt voor ontspanning. Er stond een Dj te draaien met voor de Dj Booth een grote, mooie foto van mijn vriend. Ik stapte op de bar af. In mijn korte wandeling daar naartoe zag ik de flessen achter de barkeeper steeds duidelijker in beeld komen en steeds groter worden en toen dacht ik: ‘Wat kan mijn het schelen, als niemand kijkt, dan neem ik een whiskey cola. Ik houd niet van cola in mijn whiskey, maar dan denkt iedereen dat ik een cola drink.’ Nog een meter en ik was bij de bar. Ik keek op mijn horloge. Het was 14 minuten over vier. Happy hour? En op dat moment sloeg ik linksaf, richting toiletten. Daar snelde ik naar de wasbak en haalde diep adem. Ik keek in de spiegel en zei tegen mijn spiegelbeeld: ‘Wat was dat in hemelsnaam?’

Dat was mijn verslaving. Een uiterst listige, slimme en doortrapte tegenstander die in ruste lijkt te zijn, maar altijd met een half open oog rondkijkt of er niet ergens wat te halen valt. En vandaag waren alle omstandigheden ideaal om toe te slaan. Dankzij de goede zorgen en de juiste info van mijn therapeuten bij Castle Craig wist ik ook dat cravings niet het eeuwige leven hebben en na een aantal minuten voorbij trekken. Toen ik me had herpakt en terug liep naar de plek waar Mart’s vrienden stonden, werd ik – heel lief – opgewacht door een oppervriend met een glas spa rood. ‘Voor jou,’ zei hij. Hij sloeg een arm om mijn schouder en alsof hij wist wat er in me omging, fluisterde hij in mijn oor: ‘Weet je wat het verschil tussen jou en Mart was? Jij was in staat om hulp te vragen, hij kon dat niet…’ Ik keek hem aan, tranen biggelden inmiddels over mijn wangen. Hij nam me in zijn armen en zo stonden we minutenlang op het dansvloertje waar niet gedanst werd. Veertien minuten over 4. Dat tijdstip gingen we onthouden.